Tilburg is een stad in de Nederlandse provincie Noord-Brabant en hoofdplaats van de gelijknamige gemeente Tilburg. Op 1 januari 2023 had de stad 203.690 inwoners. Tilburg maakt deel uit van het ruimtelijk samenwerkingsverband BrabantStad en de Brabantse Stedenrij.
Het gebied Tilburg wordt al meer dan tienduizend jaar bewoond. Vanaf de middeleeuwen tot in de twintigste eeuw was de bewoning geconcentreerd in de herdgangen tussen akkers en weiden, waaruit vanaf de Heuvel en het Heike stadse bebouwing ontstond. Stadsrechten kreeg Tilburg pas in 1809.
In de middeleeuwen was Oisterwijk belangrijker, maar Tilburg groeide uit tot een belangrijke textielstad, met name de wollenstoffenindustrie, onder meer doordat de vele kleine waterlopen de schapenhouderij bevorderden. Het handelswezen van de stad veranderde sterk toen vanaf 1827 de stoommachines leidden tot grootschalige textielindustrie in Tilburg. Rond deze tijd werden ook stadswoningen voor notabelen gebouwd die beeldbepalend zijn in een groot deel van het oude stadshart. Toen de textielindustrie vanaf de jaren 1960 in enkele decennia ten onder ging, verarmde de stad en vielen er gaten in het stadsweefsel. Deze gaten en de ruimten tussen de herdgangen zijn in de twintigste eeuw opgevuld, de tweedeling door de Spoorzone is daarna aangepakt. Behalve deze grootschalige inbreidingen breidde de stad zich vooral naar het westen uit, met de Reeshof als verste punt, naast de eveneens twintigste-eeuwse woonwijken Noord en Zuid en de aanleg van industrieterreinen.
In een krachtenveld tussen katholieke emancipatie en Brabantse emancipatie verzorgden de Katholieke Leergangen vanaf 1912 confessioneel onderwijs. De Avans Hogeschool en Fontys Hogeschool zijn hieruit voortgekomen en er waren ook sterke banden met de R.K.-Handelshogeschool Tilburg, waaruit Tilburg University groeide.
Tilburg staat onder meer bekend om de Tilburgse Kermis, de grootste kermis van de lage landen, die jaarlijks ruim een miljoen bezoekers naar de stad trekt, vooral op Roze Maandag.
Geschiedenis
Tilburg lag in het westen van de Meierij van Den Bosch
Prehistorische sporen van bewoning in het tegenwoordige Tilburg zijn gevonden bij industrieterrein Kraaiven en dateren van 9000 jaar voor Christus. Aangenomen wordt dat dit rondtrekkende jager-verzamelaars waren van de Tjongercultuur.
De naam Tilburg komt voor het eerst voor in het Liber aureus uit 1191. Daarin werd een document uit 709 overgeschreven dat opgemaakt zou zijn in Tilburg (actum publice Tilliburgis). Het huidige Tilburg stond toen bekend als West-Tilburg, terwijl Oost-Tilburg overvleugeld werd door het in 1212 er vlak naast gestichte Oisterwijk. De gehele heerlijkheid, die nog meer plaatsen omvatte, staat wel bekend als Groot-Tilburg. In 1387 werd Tilburg van Oisterwijk gescheiden en ging, samen met Goirle, de heerlijkheid Tilburg en Goirle vormen. Deze maakte deel uit van het Kwartier van Oisterwijk van de Meierij van ‘s-Hertogenbosch en bleef bestaan tot de heerlijkheden na de Bataafse Revolutie van 1795 afgeschaft werden. In 1803 werd het gebied gesplitst in de gemeenten Goirle en Tilburg.
In de 15e eeuw liet Jan van Haestrecht, een van de heren van Tilburg, het Kasteel van Tilburg bouwen, dat in 1858 moest wijken voor een fabriek. Het is nog steeds terug te vinden in het wapen en het logo van de stad. De bestuurlijke eenheid Tilburg is ontstaan uit een aantal buurtschappen, zogenaamde herdgangen, die met elkaar in verbinding stonden. De oude dorpskernen zijn nog steeds terug te vinden in de namen van verschillende oude wijken. Op basis van de aanwezige schapenteelt groeide Tilburg omstreeks 1600 uit tot de belangrijkste wolstad van Brabant en overvleugelde het midden 18e eeuw de bijna compleet weggevallen Nederlandse textielindustrie. Op 18 april 1809 verkreeg Tilburg van Lodewijk Napoleon, toenmalig vorst van het Koninkrijk Holland, stadsrechten. Dit geschiedde tijdens een inspectiereis die de koning van 13 april tot 17 mei 1809 in de departementen Brabant en Zeeland maakte. Tijdens deze reis kwamen tal van problemen van Tilburg en Brabant aan de orde. Voorbeelden zijn de infrastructuur, gezondheidszorg, teruggave van de kerken en de weekmarkten. Bij de volkstelling van maart 1809 telde Tilburg 9465 inwoners volgens een plaatselijke kroniek, die ook de verdeling naar religie geeft: 9271 inwoners waren rooms-katholiek (98%), 165 gereformeerd, 14 joods, 3 remonstrants en 2 mennonitisch en een onbekend aantal luthers.
In de jaren daarna kwamen belangrijke verbindingswegen tot stand, zoals de steenweg van Breda via Tilburg naar ‘s-Hertogenbosch in 1826 en de spoorlijn naar Breda in 1863. Het Wilhelminakanaal, dat Tilburg een haven bezorgde, kwam in 1916 in gebruik maar werd pas in 1923 voltooid. De Piushaven werd in 1921 gegraven.
Koning Willem II
Willem II verbleef graag in de garnizoensstad Tilburg. Over zijn buitenplaats op het huidige Koningshoeven merkte hij eens op: “Hier adem ik vrij en voel ik mij gelukkig” (ook wel geciteerd als “Hier adem ik frank en vrij”). In zijn opdracht werd in 1847 het Tilburgse paleis gebouwd, tegenwoordig aangeduid als Paleis-Raadhuis. Als koning heeft hij er zelf nooit in kunnen verblijven omdat hij stierf voor het voltooid was.
Het paleis werd door de koninklijke familie overgedragen aan de gemeente, op voorwaarde dat er een Hogere Burger School (HBS) in gevestigd zou worden, de eerste in Noord-Brabant. Deze “Rijks HBS Koning Willem II” bestaat nog steeds als Koning Willem II College, echter in een ander gebouw. De bekendste leerling van deze HBS is Vincent van Gogh, die de school bezocht in de periode 1866-1868. In het Paleis-Raadhuis is een tekenlokaal uit die tijd nagebouwd.
Toen het witgepleisterde paleis als raadhuis ging dienen is een inpandige verbinding gemaakt met de zogenaamde Zwarte doos (Stadskantoor 1).
Eind 19e en begin 20e eeuw
De stad is eind 19e eeuw groot geworden door de textielindustrie die zich vestigde tussen de herdgangen. In 1871 telde de stad maar liefst 125 wollenstoffenfabrieken. Tilburg werd dan ook de wolstad genoemd. Eind 19e eeuw werden er tal van herenhuizen gebouwd die nog steeds in de stad te vinden zijn. Aldus ontstond geleidelijk aan een stadsstructuur met winkels en arbeiderswoningen.
De ontwikkeling tot stad bracht de noodzaak tot een algemeen uitbreidingsplan met zich mee, dat in 1917 was opgesteld door de stedenbouwkundige Johan Rückert. Hierbij werd ingespeeld op de toekomstige demografische ontwikkeling van de stad en de knelpunten in de verkeersstructuur, waaronder de spoorlijn die de groeiende stad in tweeën deelde. In 1940 telde de stad al 93.000 inwoners.
In 1927 werd Roomsch Katholieke Handelshoogeschool opgericht die is uitgegroeid tot de huidige Universiteit.
Tweede Wereldoorlog
De brug over het Wilhelminakanaal werd opgeblazen door het Nederlandse leger. Al in de meidagen van 1940 werd Tilburg doelwit van Duitse bombardementen, waardoor veertien doden vielen. Daarna volgden nog incidentele bombardementen. Uit Tilburg sneuvelden achttien Nederlandse militairen bij de verdediging tegen de Duitse aanval.
Wederopbouw
Na de Tweede Wereldoorlog gingen de ontwikkelingen verder. De plannen voor de oost-westboulevard ten zuiden van de spoorlijn, in 1947 voor het eerst geformuleerd, werden in 1953 verder uitgewerkt en in 1958 gerealiseerd. In 1960 telde de stad al 139.000 inwoners.
In de jaren 60 van de 20e eeuw begon de neergang van de Tilburgse textielindustrie. Deze verdween nagenoeg, wat gecompenseerd werd door de vestiging van nieuwe nijverheid op bedrijventerreinen aan de rand van de stad. Vanaf 1975 werd de binnenstad aangepakt. Dit gebeurde op rigoureuze wijze, waarbij de doorstroming van het verkeer de meeste aandacht kreeg. Veel historisch erfgoed werd gesloopt en de zogeheten Cityring om de binnenstad werd aangelegd. Ook het Koningsplein werd aangelegd, op de plaats van de vroegere wijk Koningswei. Cees Becht, de toenmalige burgemeester en de voortrekker van deze plannen kreeg de bijnaam Cees de Sloper.
Recente geschiedenis
Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw vond verdere inbreiding plaats, met meer aandacht voor het erfgoed.
Vanaf 1993 ontwikkelde de stad een hoogbouwbeleid. Daaruit zijn drie hoge gebouwen voortgekomen die naar Nederlandse begrippen als wolkenkrabbers kunnen worden beschouwd, te weten het hoofdkantoor van Interpolis, de Westpoint-woontoren en de StadsHeer. Westpoint is 143,1 meter hoog en was daarmee korte tijd de hoogste woontoren van Nederland, een titel die later werd overgenomen door het Rotterdamse Montevideo. De StadsHeer, Tilburgs tweede woontoren, is 101 meter hoog. Deze maakt deel uit van het project ‘Het Haestrechtkwartier’. Dit betreft een gebied gelegen in de stationszone, direct ten westen van het Centraal Station, bestaande uit vier kantoren, een parkeergarage en een woontoren. De StadsHeer heeft, vanwege zijn bekritiseerde uiterlijk met grote, aan het gebouw vastgeplakt lijkende kubusvormige balkons, de bijnaam ‘De Vogelkooikes’ gekregen.
De stad heeft in de loop der jaren het imago gekregen als ‘lelijk eendje’ van de Noord-Brabantse steden. Tilburg University besteedde er zelfs aandacht aan.
In de 21e eeuw ondergaat met name het centrumgebied een grote metamorfose. Vanaf 2012 heeft zich rond de Piushaven een stedelijk gebied ontwikkeld met verschillende luxueuze appartementencomplexen (gebouwd in de periode 2012-2019), waar wonen, werken, uitgaan en watersport samengaan.
Rondom Station Tilburg is de Spoorzone gerealiseerd en het voormalige Van Gend & Loos-terrein is getransformeerd tot het Spoorpark. Het industriële erfgoed in het gebied heeft grotendeels nieuwe invulling gekregen. De grootschalige metamorfose van het Kernwinkelgebied is vastgelegd in 2017 en wordt uitgevoerd tot vermoedelijk 2023.
Kerkelijke geschiedenis
De latere aartsbisschip Joannes Zwijsen. Hij stond aan de basis van Tilburgse congregaties en Uitgeverij Zwijsen.
De oudste parochiekerk van Tilburg, of eigenlijk West-Tilburg, stond op dezelfde plaats als waar zich nu de Heikese kerk bevindt. Ze was gewijd aan de heilige Dionysius. Van de geschiedenis van deze kerk is weinig bekend, behalve dat ze vanaf 1430 werd uitgebreid. De gotische kerk werd in 1483 opnieuw ingewijd. In 1595 brandde de kerk af door krijgshandelingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Ze werd herbouwd en als zodanig in 1619 opnieuw ingewijd. In 1648 werd de kerk door de hervormden gevorderd en in 1650 betrokken de katholieken een grenskerk te Steenvoort, dat behoorde bij Poppel. Later werd de mis opgedragen in de bijgebouwen van het Kasteel van Tilburg en in 1691 kwam er een schuurkerk in ’t Heike en in 1715 kwam er eveneens een schuurkerk in Goirke. Weliswaar kregen de katholieken hun kerk in de napoleontische tijd terug, maar die was slecht onderhouden. In 1827 werd er een neoclassicistisch front aangebouwd en enige tijd later werd de kerk gesloopt en herbouwd als neoclassicistische hallenkerk. Het betrof een waterstaatskerk. In 1838 werd deze kerk ingewijd.
Vanaf het midden van de 19e eeuw werden er in rap tempo nieuwe kerken bijgebouwd. Aan de 19e-eeuwse Tilburgse katholieke geschiedenis zijn onder meer de namen verbonden van Joannes Zwijsen en Peerke Donders. Mede door toedoen van Joannes Zwijsen werd Tilburg tot een katholiek bolwerk, getuige de grote hoeveelheid kloosters en kerken die ook nu nog in de stad te vinden zijn, zoals de Goirkese kerk en de Heuvelse kerk. Op het hoogtepunt had Tilburg 31 parochiekerken. Gedurende de jaren 70 van de 20e eeuw kwam er een kentering. De ontkerkelijking leidde ertoe dat vele parochies werden samengevoegd. Diverse kerken en kloostergebouwen werden gesloopt of zijn verbouwd voor andere doeleinden.
Bron: Wikipedia (november 2024).